schilderij van een soldaat

Het lijkt een boerin te zijn, die naar een schuurtje loopt. Geen dieren of kinderen te zien. Het is een mooie dag. Geschilderd met olieverf op een plank.

schilderij-door-belgische-soldaat1.jpg
Dorps tafereel, geschilderd door onbekende, geïnterneerde Belgische soldaat, rond 1917

“Een kennis van opa, een Belgische soldaat, heeft dat geschilderd.” , aldus mijn grootmoeder.Dat hoorde bij de vele verhalen, die zij vertelde over de grensstreek in Zuid-Limburg. Het smokkelen van en naar Duitsland, over het werk zoeken in verre steden. Die vage anekdote kwam terug, toen ik op een tentoonstelling afbeeldingen zag van kampen voor geïnterneerde Belgische soldaten in Zuid-Limburg, of het elektrisch geladen prikkeldraad dat Nederland drie jaren gescheiden hield van België.

Was die kennis van mijn grootvader een voor het oorlogsgeweld gevluchte Belgische soldaat? Waar zou hij die man dan ooit hebben kunnen ontmoeten? Waarom een schilderij geven?

vluchtelingenstroom

Op de vroege ochtend van 4 augustus 1914 viel een Duitse troepenmacht bij Gemmenich – vlak onder Vaals – België binnen. Aan het einde van de ochtend was dat Duitse leger al in de buurt van de Maas, waar het zwakkere Belgische leger aan de overkant van de rivier probeerde een snelle opmars van de vijand te vertragen. De paar schermutselingen tot dan toe hadden al geleid tot een bruut optreden van Duitse militairen. De forten rond Luik moesten stuk voor stuk tot zwijgen gebracht worden. De Duitsers raakten geïrriteerd door elke tegenstand of vermeende sabotage. Zo werd het stadje Visé in de nacht van 15 op 16 augustus 1914 getroffen door Duitse gruweldaden en brandstichting.

De bevolking van Luik en de grensdorpen in de Voerstreek sloegen massaal op de vlucht, richting Nederland of de niet-bezette delen van België. Velen keerden na een paar weken weer terug. Na de val van Antwerpen op 10 oktober 1914 kwam er een tweede vluchtelingenstroom op gang. Onder die vluchtelingen bevonden zich meer dan 35.000 gedeserteerde of gevluchte Belgische militairen, zowel soldaten als officieren. Nederland was als neutraal land verplicht die militairen in bewaakte kampen onder te brengen. Die manschappen leefden, verstoken van familie en woning, in primitieve kampen.

Waalse mijnwerkers

Inmiddels was de Nederlandse steenkolenproductie door het uitbreken van de oorlog ernstig teruggevallen en de import van steenkool uit Westfalen stagneerde. Onder die Belgische geïnterneerden bevonden zich vakbekwame mijnwerkers uit het Luikse bekken. De Conventie van Genève bleek Nederland de mogelijkheid te bieden voor het inzetten van militaire geïnterneerden tegen een redelijk loon in de eigen steenkolenmijnbouw. Sinds 19 juli 1915 kon dat officieel en in juni 1916 werkten er al meer dan 800 militaire mijnwerkers in de mijnen Oranje-Nassau I (Heerlen), Willem-Sophia (Spekholzerheide) , en Laura &Vereeniging (Eijgelshoven). Later werkt men ook nog in de Staatsmijn Emma (Hoensbroek). In 1918 waren er al 1638 militaire geïnterneerden in de mijnbouw werkzaam. Deze Waalse mijnwerkers gingen onder begeleiding van de eigen officieren naar het werk. Daar werkten zij in aparte ploegen met Waals sprekende opzichters. Na afloop van het werk keerden zij weer onder begeleiding terug naar de bewaakte kampen.

Een Belgische School (Heerlen) leverde aanvullend Franstalig onderwijs volgens het Belgische leerplan. Er kwamen zelfs her en der winkels met vertrouwde producten voor deze Belgen. In de loop der jaren voegden zich familieleden bij de mannen. Sportwedstrijden en andere feestelijkheden werden georganiseerd, waarbij de Belgische militairen/mijnwerkers in een ontspannen sfeer in contact kwamen met de lokale bevolking. Begin december 1918, kort na de wapenstilstand, vertrokken deze Belgische vluchtelingen weer naar hun beschadigde en geplunderde land.

een ontmoeting

opa Hubert Pauly 1944
Hubert Pauly, 1942

Hubert Jozef Pauly (1895-1944) begon, nog net geen 15 jaar, zijn loopbaan als leerling-houwer op de mijn Laura & Vereeniging. Aanvankelijk liep of fietste hij dagelijks van zijn woonplaats Teveren (Duitsland) naar Eijgelshoven, een afstand van ongeveer 8 kilometer. In de jaren 1914-1918 was hij nog altijd daar werkzaam, nu als houwer van begin twintig.

Misschien heeft hij ergens op het werk, die Belgische ploegen zien afdalen of kwam hij hen tegen aan het kolenfront. Een groet aan een van hen of een snelle waarschuwing van een ander voor vallend steen. Of Huub Pauly ontmoette een van die Belgen op een zondags feest, beiden een bier of jenever drinkend . Een van die soldaten, misschien een alleenstaande mijnwerker uit de regio Luik, raakte aan de praat met Huub. Zij ontmoetten elkaar vaker en spraken over het weer, het werk of hun ervaringen met de plaatselijke meisjes. Om de tijd te doden op de zondagen schilderde die bevriende soldaat, waarbij hij gebruik maakte van ansichtkaarten.

Toen kregen de geïnterneerde Belgen in Eijgelshoven te horen, dat zij op 3 december 1918 weer terug gingen naar huis. De kennis van Huub pakte zijn spullen en hield één schilderij apart om weg te geven. Huub was blij met het geschenk van die vriendelijke Belgische soldaat. Hij liet het schilderij mooi omlijsten. Na de dood van Hubert ruimde mijn grootmoeder zijn kleren en andere spullen op, maar het schilderij behield zij nog tientallen jaren.


enkele bronnen:

  • Nederlands Limburg, een veilig toevluchtsoord – Le Limbourg néerlandais, une terre d’accueil, Province de Liège, Liège 2014
  • Paul van der Steen, Schampschot. Een klein Nederlands dorp aan de rand van de Groote Oorlog, Balans, Amsterdam 2014
  • G.J.B. Verbeet, Moeilijke jaren voor de beide Limburgen. Solidariteit en samenwerking. 1914-1918, Mosae Libero, Maastricht 2014

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.