Bois du Cazier

Daar stond ik dan eindelijk bij dat ontroerende beeld op een besneeuwde begraafplaats ten zuiden van Charleroi. Uitdrukking van een groot verdriet: de dood van vele ondergrondse mijnwerkers, die in augustus 1956 omkwamen in de steenkolenmijn le Bois du Cazier. Om mij heen honderden graven en daarbuiten schachten en steenbergen. Terrils heten ze in België. Overal terrils waar je ook kijkt, want dit is ‘le Pays Noir’. De reis begon met geluidloze, zwart-wit beelden op een zomerse dag.

Begraafplaats Marcinelle, Charleroi. Op de achtergrond de oude mijn Bois du Cazier

gesloten gordijnen

Het is een mooie augustusmaand, toen in 1956. De zon verwarmt de witte muren van de huizen in de Heerlense nieuwbouwwijk  Molenberg. De wijk is nog vol met jonge gezinnen. Moeders houden de spelende kinderen buiten in de gaten. Je ziet nauwelijks een auto, wel stevige fietsen voor de ouders en brommers voor de volwassen mannen. Aan de zuidelijke rand van de Molenberg, tegen het Aambos aan, liggen scholen, winkels en een kerk. Iets verderop zijn de heel grote huizen in een park. De Maandagstraat, waar ik toen woonde, ligt tegenover het slachthuis en soms hoor je het loeien van de koeien. Tegen de muur van dat slachthuis ben ik nog met met mijn groene autoped aangeland, omdat ik de rem niet kon vinden. Ergens in die maand zie ik dat enkele huizen in de Maandagstraat de gordijnen gesloten houden. Dat zijn de zeldzame huizen met een televisie, ontdek ik. Ik kan het niet laten en gluur door een spleet in de gordijnen bij een van de buren. Ik zie uit een kast in de hoek zwart-wit beelden van ‘iets’: mensen met een bedroefde uitdrukking, kisten, gebouwen, vlaggen, deftige heren in een stoet. Een onpeilbare herinnering.

tutti cadaveri

Veel later maakte ik een reconstructie van die herinnering en verbond dat met terugblikken op een bepaalde mijnramp. Het ging om de steenkolenmijn le Bois du Cazier, waar om 8 uur in de ochtend van 8 augustus 1956 ondergronds een ramp begon. Een kolenwagen was in de lift blijven steken en raakte elektrische bedrading. Er ontstond na een explosie brand bij de houten wanden. De rookontwikkeling ging razendsnel door de mijngangen. Boven was al snel een rookpluim te zien uit een van de schachten. Honderden mijnwerkers zaten vast, wanneer kort na het begin van de brand pompen en elektriciteit uitvallen. Om half negen was het een Frans radiostation, dat de ramp bekendmaakte; vervolgens gaat die onheilstijding de hele wereld over. Eerst België, toen andere landen in Europa en elders. De reddingsactie gaat door tot en met 22 augustus. Een van de redders doet voor de verontruste achterblijvers kort verslag van wat men had aangetroffen: “Tutti cadaveri”. 262 Mijnwerkers kwamen om, slechts 6 mannen wisten te ontsnappen. Na de ramp werden veiligheidseisen aangescherpt, mensen aangeklaagd, verwijten gemaakt, en het besluit viel voor een snelle sluiting van deze mijn. De vele doden van Italiaanse komaf leidde min of meer tot het opzeggen van het immigratiecontract tussen België en Italie, omdat de verontwaardigde Italianen betere werkomstandigheden in de Waalse mijnen eisten. Le Bois du Cazier bleef overigens nog open tot 1967 en inmiddels werkten er ook geëmigreerde mijnwerkers uit Spanje, Portugal en Griekenland.

erfgoed

Misschien was het deze herinnering uit 1956, die mij later in beweging zette. Ik verdiepte mij in vele verhalen over mijnbouw, leidde bezoekers rond in mijnen, studeerde af op een mijnbouwonderwerp, en fotografeerde die bijzondere terrils of verlaten mijnen. In 1992 maakte ik een winterse rondreis door de Borinage, en de streek tussen Mons en Charleroi. Na een zwemwedstrijd in Charleroi bezocht ik in 1995 stiekem de vervallen mijnsite in Marcinelle. Le Bois du Cazier is, zo stelde ik onlangs vast, industrieel erfgoed geworden. Veranderd in een museum, herdenkingsoord en wandelgebied.

4 gedachtes over “Bois du Cazier

Geef een reactie op Maurice Kuiper Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.